- gaatje
- {{gaatje}}{{/term}}1 [klein gat] (little/small) hole ⇒ 〈in luchtband〉 puncture2 [mogelijkheid] 〈zie voorbeelden 2〉♦voorbeelden:1 gaatjes in de oren laten prikken • have/get one's ears piercedik had geen gaatjes 〈bij tandarts〉 • I had no cavities2 ik zal eens kijken of ik voor u nog een gaatje kan vinden • I'll see if I can fit you inals ik een gaatje zie, kom ik • if I have the chance/half a chance I'll come¶ die man heeft een gaatje in zijn hoofd • that man is a bit cracked
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.